Met het oog op een zo hoog mogelijk vermogen en de mogelijkheid om probleemloos hoge toerentallen te draaien maakt de 4-cilinder krachtbron gebruik van klepbediening via slepers en twee bovenliggende nokkenassen. Daarbij spelen de criteria stijfheid, een minimale bewegende massa en optimale kleptiming eveneens een belangrijke rol. Deze klepbediening biedt de perfecte combinatie van een hoogst mogelijke stijfheid, een minimaal gewicht van bewegende klepdelen en tegelijkertijd een zeer compact cilinderkopdesign.
De klepspelingscompensatie geschiedt door middel van kleine en lichte stelplaatjes die in de veerschotels geplaatst worden. Aan de inlaatzijde zijn de veerschotels vervaardigd uit licht aluminium. De bewegende massa bij klepbediening via sleeptuimelaars is geringer dan bij een vergelijkbare oplossing met een komvormige klepstoter. De geringe oscillerende massa maakt een hoge versnelling van de kleppen mogelijk, voor gevulde nokprofielen en een hoge kleplift.
De voor de productiemotorfiets bepaalde toerentalgrens ligt op 14.200 t/min, de mechanisch toelaatbare grens ligt daar nog ver boven. Mede door de grote cilinderboring van 80 mm was het mogelijk om de grootst mogelijke en daarmee meest prestatievriendelijke klepschoteldiameter toe te passen. Aan de inlaatzijde bedraagt deze 33,5 mm en aan de uitlaatzijde 27,2 mm. Daarmee biedt deze motor de grootst mogelijke vulling van de verbrandingsruimte in het supersportieve 1.000 cc segment.
Voor de smering maakt de motor gebruik van het in dit segment gebruikelijke wet-sump systeem met een Eaton-oliepomp. In plaats van een warmtewisselaar wordt voor de oliekoeling een aparte oliekoeler gebruikt die voor een gunstige stroming onder de radiateur in de onderkuip is geplaatst. Het toepassen van een oliekoeler voorkomt een ongewenste, extra thermische belasting van de koelvloeistof en maakt zo het gebruik van een kleinere en lichtere radiateur, en daarmee een kleinere hoeveelheid koelvloeistof, mogelijk.
Geringe breedte, alsmede een compacte en vooral lichte bouwwijze stonden ook voorop bij de plaatsing van de elektrische nevenaggregaten en hun aandrijving. Zo is de met permanentmagneten uitgeruste driefasengenerator op de linker krukastap geplaatst. Deze levert 434 watt bij 6.000 t/min en is berekend op een maximum toerental van 16.000 t/min. De startmotor die in de bovenste blokhelft links achter de cilinders is geplaatst, levert 800 watt en weegt 1.050 gram. Deze is via een vrijloop gekoppeld en drijft in de verhouding 1:24,61 via een tandwiel met rechte vertanding de buitenste linker krukwang aan. Omwille van gewichtsreductie is het linker zijdeksel voor de dynamo en de startmotor uitgevoerd in licht magnesium.
De injectie functioneert volledig sequentieel, dat wil zeggen dat de brandstof apart en passend bij de aanzuigslag van de desbetreffende cilinder in het inlaatkanaal wordt ingespoten. Ter verbetering van de koppelkromme beschikt de motor over de moderne technologie van variabele inlaatbuizen. Afhankelijk van het toerental wordt via een op de airbox geplaatste stelmotor de lengte van het aanzuigkanaal volgens een bepaald programma in twee stappen aangepast. Met een optimale vulling als doel wordt via vier injectoren op het gasklephuis en aan de bovenkant van het aanzuigkanaal de juiste hoeveelheid benzine aangevoerd. Daarbij worden de injectoren afhankelijk van toerental en het gevraagde vermogen apart of gezamenlijk aangestuurd.